Het geheim strafonderzoek moet een sereen onderzoek waarborgen dat eerlijk, onafhankelijk en onpartijdig verloopt. De strafprocedure werd op die manier ontworpen vanuit de overtuiging dat enkel binnen dergelijk stevig kader de beste garanties bestaan dat de waarheid objectief naar boven komt. Daarnaast moet het geheim van het onderzoek de rechten van de betrokken partijen in de onderzoeksfase beschermen, zoals het onschuldvermoeden en het privéleven. In het stadium waarin nog bewijzen ten laste en ten ontlaste moeten verzameld worden, mag aan de rechten van de betrokkenen geen onherstelbare schade berokkend worden.

De wet verplicht al wie zijn medewerking verleent aan het gerechtelijk onderzoek, tot geheimhouding.

Een inbreuk op deze geheimhoudingsplicht maakt een misdrijf uit, dat wordt bestraft met een gevangenisstraf tot drie jaar of een geldboete tot duizend euro.

In de praktijk strekt de wettelijke geheimhoudingsplicht zich uit over de onderzoeksrechter, de procureur, de politie, de experten in het onderzoek.

Een wijdverspreid en hardnekkig misverstand is dat de geheimhoudingsplicht in het strafonderzoek ook zou gelden ten aanzien van de betrokken partijen zelf. Alsof de verdachte of het slachtoffer zich in volstrekt stilzwijgen zouden moeten hullen zodra een gerechtelijk onderzoek zich ontplooit.

Zover reikt de geheimhoudingsplicht in het strafonderzoek evenwel niet. Het kan immers gebeuren dat in een sterk gemediatiseerde zaak fabeltjes de ronde doen. In dat geval moet de betrokken partij de kans hebben om zich te verdedigen. Als gevolg van mededelingen van anderen kan de wapengelijkheid inderdaad in het gedrang komen en aldus een bepaalde reactie in het openbaar noodzakelijk maken.

De verdachte en het slachtoffer zijn géén personen die beroepshalve hun medewerking verlenen aan het onderzoek. Dit geldt evenzeer voor hun advocaten die, hoewel gebonden door hun beroepsgeheim, niet de ambtelijke plicht hebben een strafonderzoek geheim te houden.

Strafonderzoeken handelen ook over zaken die het publiek kunnen beroeren. Het publiek heeft recht op informatie. Tegenover het geheim van het onderzoek en de individuele rechten van de betrokken verdachten of slachtoffers, staat het recht op informatie van de burger.

Het gerechtelijk werk is onlosmakelijk verbonden met het maatschappelijk leven

Tijdens een strafonderzoek kunnen persmededelingen gebeuren. De wet laat toe dat de Procureur des Konings, mits toelating van de onderzoeksrechter, gegevens aan de pers verstrekt als het openbaar belang dit vereist. Daarbij moeten een aantal regels in acht worden genomen. De Procureur des Konings waakt over de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte, het slachtoffer en derden, het privéleven en de waardigheid van personen. Voor zover als mogelijk wordt de identiteit van de personen die vernoemd worden in het dossier niet vrijgegeven.

De verdachte of het slachtoffer zelf valt niet onder het strafrechtelijk gesanctioneerd geheim van het strafonderzoek. Dit staat los van de vraag of het al dan niet raadzaam is zijn proces te gaan voeren in de pers.

Een advocaat kan aldus aan de pers gegevens verstrekken indien het belang van zijn cliënt dit vereist. Voorwaarde is wel dat de advocaat het vermoeden van onschuld in acht neemt, alsook het recht van verdediging van de verdachte, het slachtoffer, en derden, het privéleven en de waardigheid van personen.

De vrijheid van de betrokken partijen om in de pers te spreken over een lopend strafonderzoek, wordt niettemin begrensd door het verbod van misbruik van informatie. De partijen die inlichtingen bekomen uit een strafdossier, mogen dit enkel gebruiken in het belang van hun verdediging en niet voor andere doeleinden.

Het strafwetboek sanctioneert wie inzage verkrijgt van het strafdossier en deze inlichtingen misbruikt om het verloop van het gerechtelijk onderzoek te hinderen of om het privéleven of de integriteit van anderen te schaden. Op dit misdrijf staat een gevangenisstraf tot een jaar of een geldboete tot vijfhonderd euro.

De wet verleent tot slot een bijzondere bescherming aan slachtoffers van zedendelicten. Elke publieke identificatie van slachtoffers van seksueel geweld is bij wet verboden, tenzij met hun schriftelijke toestemming of die van de onderzoeksmagistraat. Dit verbod is toepasselijk op iedereen, ook bijvoorbeeld op journalisten. Er gelden gevangenisstraffen tot twee jaar of geldboetes tot drieduizend euro.

Ook het Europees Mensenrechtenhof heeft al bij herhaling benadrukt dat de identiteit van slachtoffers van misdrijven (in het algemeen) bijzondere bescherming verdient, gelet op hun kwetsbare positie. In de rechtspraak van het Europees Mensenrechtenhof maken slachtoffers van misdrijven nog meer dan de verdachte aanspraak op de bescherming van hun privéleven.

Om de website zo optimaal mogelijk vorm te geven en voortdurend te kunnen verbeteren, gebruiken wij cookies.

Accepteer Weiger Lees meer